|
||||||||
|
Al moet toegeven, lezer, dat ik vóór deze plaat nooit gehoord had van dit Engels/schots collectief, dat m 2015 gevormd werd en eigenlijk uit een kern van vier muzikanten bestaat. Zanger en gitarist Alex Roberts, fiddlers Anna-Wendy Stevenson en Mabel Duncan en multi-instrumentalist Dan Somogyi debuteerden in 2017 met het succesvolle “Far Flung Corners” en voegde daar in 2020 “Black Bay” aan toe. Toen kwam echter Covid en veranderde de wereld aanzienlijk: zelfs op de Britse eilanden werden fysieke ontmoetingen aan banden gelegd en voor muzikanten, die het per definitie moeten hebben van “samen” dingen doen, ging die wereld eigenlijk helemaal op slot, aangezien er ook geen concerten waren en elkeen dus de facto veroordeeld was tot zijn eigen keuken of zolderkamertje. Nu is het geweten dat artiesten meer dan matig wendbaar zijn en al snel zag je her en der dat mensen gebruik begonnen te maken van relatief nieuwe tools als Zoom en aanverwanten om toch te kunnen blijven werken aan de projecten waarmee ze bezig waren. Vanaf toen werden ideeën voor songs en/of arrangementen digitaal heen en weer gestuurd en werden repetitielokaal an studio vervangen door de digitale snelweg, waarlangs liederen, dansen en soundscapes vorm kregen en bijgeschaafd werden tot ze klaar waren voor extern gebruik. Zo gebeurde dus ook voor deze “To a Sea Cliff”: niet minder dan 17 muzikanten droegen, meestal vanop afstand, bij aan de veertien nummers van deze plaat. Die nummers zijn eigenlijk een soort thematische suites, min of meer gerangschikt volgens locatie. Er wordt geopend met zeven nummers die, onder de noemer “The South” refereren aan regio’s als Sussex of Dorset, en waarbij de zee en haar kliffen en rotsen vanzelfsprekend een niet te onderschatten rol spelen. “Between the South and The North” omvat twee nummers, die de verbinding maken tussen Zuid en Noord en tonen hoe die verbinding er zoal kan uitzien: de gelijkenissen tussen Engeland en Schotland worden in de verf gezet, zowel qua kustlijnen en landschappen als in taal, geïllustreerd door een erg mooie spoken word-inbreng, die, overgangsgewijs, deels in het Engels en deels in het Gaelic gesproken wordt. Zo belanden we in net Noorden, waar je al direct een paar heerlijke Jigs the horen krijgt en via een walsje deel mag uitmaken van “Mark and Maria’s Wedding”. De vier tracks van dat derde deel zijn, wat mij betreft, de ideale appetizer voor wat ik de ruggengraat van de plaat zou durven noemen. Ik heb het nu over de enige song van deel vier, dat “The Atlantic” getiteld werd en eigenlijk wil illustreren dat muziek niet alleen Zuid en Noord binnen een eiland kan verbinden, maar passend “The Atlantic” genoemd wordt en de songtitel “Avian Migrations (Dub of the Little Tern” meekreeg. Een “Tern” heet bij ons “stern” en is een zeevogel, die geweldige afstanden aflegt om te gaan overwinteren. Die trek wordt hier muzikaal geïllustreerd met een negen minuten lange track, waarin dub, reggae, jazz en Afrobeat vermengd worden metSchotse folk. Zoiets wordt weleens “wereldmuziek” genoemd en, los van dit etiket, is het voor mij duidelijk dat het uitgerekende dit nummer is dat deze heel aangename plaat één niveau hoger tilt en onderbrengt onder de noemer “grote klasse”. (Dani Heyvaert)
|